Mijn tweede prioriteit

Onlangs deed ik Lima aan, een plaatsje waar je, als je een beetje doorfietst, in ongeveer vijf minuten van noord naar zuid doorheen bent en waar naar mijn schatting niet meer dan 300 mensen wonen. Het telt één benzinestation, één café en één schooltje.
Ik kan me voorstellen dat er nu een oplettende lezer is die zich afvraagt of ik geen vier nullen vergeet bij dat inwoneraantal van Peru, of die vijf minuten geen vijf uren zijn en of ik de horeca, de brandstofvoorziening en het onderwijs aldaar niet wat onderschat. Maar nee, ik vergeet geen enkele nul en die vijf minuten kun je, als je je best doet, zelfs terugbrengen tot vier. Dit Lima is dan ook niet de hoofdstad van Peru, maar een dorpje ergens in Montana in de Verenigde Staten en het wordt uitgesproken als Laaimaa, omdat Engelstaligen nu eenmaal graag de woorden uitspreken zoals het niet hoort. Al die drie openbare gebouwen van Lima heb ik aangedaan, waardoor ik er toch bijna vijf uren over deed om er door te komen: het benzinestation om er 0,1 gallon brandstof voor mijn primusje te kopen, het café om er drie en een half uur te schuilen voor een geweldige regen- hagel- en onweersbui en het schooltje om te vragen of er een mogelijkheid was om het wereldwijde web af te speuren, want het drupte nog steeds en dan is het, als er een computer in de buurt is, meeltijd. Die mogelijkheid was er en even later kon ik een paar nieuwe berichten lezen. Eén daarvan luidde: “Ha, die Frank. Alles goed? Ik wilde weten waar je zat en keek daarom op je website. Daar las ik dat je nog steeds in Aswan, in het zuiden van Egypte, zit. Dat schiet dan niet erg op!” Deze kennis wist het weer eens fijntjes te brengen, want na mijn reis door Egypte, Sudan, Kenia en Uganda is hij bij mij thuis geweest, waar ik hem vertelde over mijn plannen om deze zomer door de VS te gaan fietsen. Hij wist dus wel beter, maar zijn berichtje was een kleine steek onder water, om mij te wijzen op mijn laksheid in het bijhouden van mijn webnieuws. Ja, inderdaad, het wordt tijd dat ik daar eens wat aan doe! Bij deze dan.
Van Aswan nam ik de boot over het Nassermeer naar Wadi Halfa in Sudan, een aanrader voor iedereen die van avontuur en boten houdt: 500 man op een schuitje dat met 100 passagiers eigenlijk al overvol is, het dek zo volgestouwd met slapende Sudanezen, dat het een sport was om zonder op ledematen of vingers te trappen van bakboord naar stuurboord te komen en houten bankjes in de longue waar de fabrikant heel ingenieus een houten randje langs de rugleuning had aangebracht dat precies in je rug prikte, zodat achterover leunen een soort fakirisme (nieuw woord! onthouden!) was. Verder werd er een vracht goederen geladen van ijskasten, aggregaten en allerlei andere machines tot balen rijst en aardappelen, alles bij elkaar zo veel dat je benauwd was dat de schuit met man en muis naar de haaien zou gaan. Maar de kapitein wist blijkbaar precies hoe ver hij met het stouwen van goederen kon gaan want we bleven boven water. Na deze avontuurlijke foltering van precies 25 uur, alles verbazend genoeg precies op schema, liepen we de haven van Wadi Halfa binnen. Met mijn geploeter door Sudan in 1981 nog scherp in herinnering (Zie mijn boek: ‘Aan de voet van de Tour de Madeloc’, eerder verschenen onder de titel: ‘Vijfentwintig jaar later’.) was ik aangenaam (of onaangenaam?) verrast met 980 km gloednieuw asfalt door de woestijn tot aan Khartoum, in plaats van zand, stenen en stof.
In Kenia en Uganda bezocht ik een aantal projecten van Cycling outof Poverty, een kleinschalige Nederlandse ontwikkelingsorganisatie, die mij als ambassadeur heeft aangesteld. (Ja, ja! Nooit gedacht nog eens ambassadeur te worden!) Over een van die bezoeken en wel dat in Kisumu in Kenia, heb ik verslag uitgebracht in Op Pad, nummer 4 van 2010, maar als u geen abonnee bent wordt het zoeken op rommelmarkten. (Misschien krijgt u het nummer wel cadeau als u zich alsnog abonneert!)
Terug in Nederland werkte ik hard (voor mijn doen!) aan mijn nieuwe boek ‘In de ban van Stempelstan’, een reis door Centraal Azië, dat, als alles goed gaat, eind Februari 2011 bij uitgeverij Elmar zal verschijnen, juist voor de Fiets- en Wandelbeurs in Amsterdam (Rai), waar ik weer present zal zijn voor het houden van lezingen.
Begin Juni vloog ik naar Phoenix in Arizona voor mijn reis door de VS, maar het manuscript van Stempelstan was nog niet klaar. Het laatste hoofdstuk ontbrak nog en het schrijven daarvan was, als mij ’s avonds bij de tent nog wat tijd restte voordat de zon onderging, mijn eerste prioriteit.
Thuis, bij het plannen van deze reis, met een zak pepernoten naast me en onder het genot van een aantal vioolconcerten van Vivaldi, had ik natuurlijk weer eens te veel hooi op mijn vork genomen. Weliswaar maakte ik het niet zo bont als veel Europese toeristen, die met een huurauto in vijf weken de hele VS afkarren en daarbij alles zien, of althans denken alles te zien, maar als je op een fiets van Phoenix eerst naar Chiricahua National Park wilt, dat dicht bij de Mexicaanse grens ligt en dan een vriend wilt opzoeken die halverwege Idaho woont en vervolgens naar Denver moet voor je vliegtuig naar Nederland, dat alles in 88 dagen, wordt het doortrappen, vooral als je onderweg intensief wandelingen wilt maken in de vele nationale parken die het land rijk is. En dat wilde ik natuurlijk allemaal. Het resultaat van deze te optimistische planning was dat ik inderdaad Chiricahua National Park bezocht, alsmede diverse andere parken, waar ik een flink aantal forse wandelingen maakte en dat ik ook mijn vriend in Idaho bezocht, maar dat ik niet alle parken kon aandoen die ik wilde zien en dat er ’s avonds na het koken meestal geen tijd over bleef om aan mijn eerste prioriteit oftewel het laatste hoofdstuk van mijn boek te werken. Dankzij enkele heldere momenten van inspiratie en een dag regen, waarop ik de fiets niet aanraakte en geen stap wandelde, kreeg ik dat laatste hoofdstuk toch in mijn schriftje geklad, maar mijn websiteartikel, mijn tweede prioriteit, waarvoor u allen elke dag uw computer raadpleegde en waar ik natuurlijk voortdurend met een zeker schuldgevoel aan dacht, bleef almaar liggen.
En zo brak de laatste dag van mijn reis door de VS aan en nog had ik niets op papier voor het wijde web. Ik fietste naar Denver om het vliegtuig via Houston naar Amsterdam te nemen. Mijn vlucht ging al om 10.45 in de ochtend, wat betekende dat ik, ofwel de avond tevoren op het vliegveld zou moeten aankomen en de nacht daar zou moeten doorbrengen, ofwel een hotel dicht bij het vliegveld zou moeten nemen om op tijd te komen. Nu behoren hotels dicht bij vliegvelden meestal niet tot de goedkoopste onderkomens en dus zou ik de kans lopen voor dat ene nachtje meer neer te moeten tellen dan voor een maand fietsen door de VS. Een dergelijk buitenproportioneel luxe hotel zou me stellig een slapeloze nacht bezorgen. Welnu, als het dan toch een slapeloze nacht moest worden, dan maar slapeloos op het vliegveld. Tijdens die slapeloze nacht zou het er dan eindelijk van moeten komen om iets websitewaardigs op papier te slingeren, besloot ik. En dus installeerde ik me, na aankomst op Denver International Airport op zo’n karakteristiek airportstoeltje, waarop je nooit een oog dicht kunt doen, nam mijn schriftje en begon….met naar omhoog te staren in de hoop dat de wijsheid en inspiratie van boven zouden komen, maar er kwam geen inspiratie en de enige wijsheid die wel kwam was, dat ik de boel na drie bladzijden knoeiwerk weer opborg. Daarna zocht ik een relatief rustig hoekje op, waar het wonder boven wonder niet tochtte, rolde daar mijn slaapzak uit, kroop er in en miste zo mijn slapeloze nacht.
Maar er volgde nóg een wonder: de esprit kwam, zei het aarzelend en misschien niet geheel overtuigend, in het vliegtuig van Denver naar Houston en vergezelde me verder over de oceaan naar Amsterdam. Dit bijpratertje is daarvan het resultaat. Helaas….van wat ik op deze reis in de VS heb beleefd, blijft u voorlopig nog even in het ongewisse. Ik hoop daarover t.z.t. in Op Pad en eventueel in andere bladen het een en ander te schrijven. Mis die Op Pad dus niet (weer)!!

Tot besluit wil ik de mensen bedanken, die zo spontaan en enthousiast het een en ander in mijn web-gastenboek hebben geschreven. Zo’n stukje terugkoppeling geeft me altijd weer het gevoel dat mijn verrichtingen toch niet geheel zinloos zijn. Het zijn duwtjes in de rug, die weliswaar niet direct een verhaal als resultaat hebben, maar die ik wel als erg belangrijk ervaar. Dank daarvoor dus Mark, Martijn, Philippe, Marianne, Bart, Alietonnyhorrebieter, Clara, Jan, Willy, Marino, Margrieta, Bas, Jacomijn, Nel, Hetty,  Emiel en Saskia, Kees, Riet, Reinout, Jackie, Roland en Cess en Mary.

Frank van Rijn.