INTERMEZZO 2

10 Juni 2025. Naar en door Indonesië

Vervolg van de plaatjes uit de oude doos. (Dia’s die door mij met een goedkoop apparaatje gedigitaliseerd zijn).

            DE VOLTOOIDE ‘ONVOLTOOIDE’ NA 42 JAAR EINDELIJK VOLTOOID.

Bijna op de kop af tweeënveertig jaar geleden, om precies te zijn op 1 Juni 1983, vertrok ik op mijn fiets vanuit Den Haag voor een reis naar Denpasar op Bali. Daar kwam ik na vele omzwervingen en nadat ik 35.054 km had weggetrapt, op 16 juni 1984 aan. Op die reis reed ik door de volgende landen: Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Joegoslavië, Griekenland, Turkije, Iran, Pakistan, India, Nepal, Sri Lanka, Thailand, Maleisië, Singapore en Indonesië. Over die tocht heb ik het boek ‘Pelgrims en pepers’ geschreven, waarbij ik, om het niet te dik te laten worden, begon met Nederland tot en met Joegoslavië over te slaan. Op Sri Lanka aangekomen was het boek helaas (of gelukkig?) vol, zodat Thailand, Maleisië, Singapore en Indonesië er niet meer in pasten. Daarmee was dat boek dus mijn ‘Onvoltooide’ geworden, maar net zoals Schuberts Onvoltooide (achtste) symfonie, ondanks de misleidende naam, toch voltooid was, was mijn ‘Onvoltooide’ ook voltooid, want het was te lezen zonder dat er een vervolg nodig was. Dat was fijn, want er was ook geen vervolg, althans niet in boekvorm.                                                                       

Jaren later heb ik met mijn boek ‘De hanen van de koning’, hoewel dat over een heel andere reis ging, toch voor een zeker vervolg gezorgd, want dat boek gaat over Thailand, Laos, Cambodja en Vietnam. Gedeeltelijk dus een soort vervolg, maar na Thailand ging het weer een andere kant op, waardoor Maleisië, Singapore en Indonesië nog steeds ontbraken.

En dan nu, meer dan vier decennia later, toch eindelijk de voltooiing van mijn voltooide ‘Onvoltooide’ en wel in dit Intermezzo van oude plaatjes, waarvan ik de vorige keer in vogelvlucht Turkije, Iran, Pakistan, Nepal en India behandelde. Maleisië en Singapore komen er in dit vervolg nog steeds een beetje bekaaid af, maar met het accent op Indonesië hoop ik veel goed te maken. En misschien neem ik die passage, gedeeltelijk of in zijn geheel, op in mijn nieuwe boek dat overigens nog lang niet voltooid is, maar dat, als alles goed loopt, te zijner tijd in één klap volledig voltooid zal worden, om dit pleonasme er maar even achteraan te gooien. Dus geen gedoe zoals bij ‘Kuifje en de zeven kristallen bollen’ met: lees het vervolg in ‘De zonnetempel’.

In Rameswaram, bijna het zuidelijkste puntje van India, nam ik de boot naar Sri Lanka.

Foto 1: Schrijver dezes (kortweg: ik) in een straatje van Rameswaram met op de achtergrond de grote tempel, een belangrijke pelgrimsplaats voor Hindu’s.
Foto 2: Juist aangekomen op Sri Lanka.

Het was met de oude fotografie altijd maar afwachten hoe een foto uit de bus kwam, vooral als ik iemand anders een foto van mijzelf liet nemen. De ‘fotograaf’ van deze plaat had, zo ontdekte ik maanden later toen ik de ontwikkelde dia’s te zien kreeg, blijkbaar een grote voorkeur voor loze voorgrond boven boomtoppen en blauwe lucht. Een kwestie van smaak en artistiek inzicht.    

Foto 3: Grote, oeroude in een rotswand uitgehakte Buddha-beelden. Buduruvagala, Sri Lanka.

In die tijd (1984) was het ondenkbaar om op de fiets door China te reizen, want voor dat land kreeg je als eenvoudige sterveling geen visum. Sri Lanka was dus een doodlopende weg. Om mijn reis toch te vervolgen zag ik mij genoodzaakt om in Colombo, de hoofdstad van Sri Lanka, het vliegtuig naar Bangkok in Thailand te nemen. Vandaar kon ik weer een tijdje voort op de fiets.

Foto 4: De drijvende markt dichtbij Bangkok. Thailand.
Foto 5: Ayutthaya was van 1351 tot 1767 de hoofdstad van Thailand. Poserend met mijn fiets voor een van de grote stoepa’s op het tempelcomplex.
Foto 6: Mijn tent op een veldje bij de tempels van Ayutthaya. Van deze monnik had ik toestemming gekregen daar te kamperen. Zoiets kon in 1984 nog, maar is tegenwoordig, met het huidige massatoerisme, geheel ondenkbaar.

Een geweldige plek voor de tent was het helaas niet. Al snel na het invallen van de duisternis kwamen er honden mijn nachtrust vergallen met hun eindeloze geblaf. Ik joeg ze steeds weg, maar na een paar minuten kwamen ze dan weer terug om hun protest tegen deze indringer te vervolgen. Ik voorzag dat als ik daar de nacht zou blijven, ik de volgende ochtend opgenomen zou moeten worden in een gesticht voor een kuur van een jaar. Daarom klopte ik aan bij het verblijf van de monniken die ondertussen ook wel hadden begrepen dat deze ‘camping’ geen succes was. Ik kon mijn tent weer afbreken en mocht mijn slaapzak uitrollen tussen een leger grote en klein Buddha’s in de tempel met het gele dak, geheel rechts op de foto. Met het verwijderen van de tent was het blafkabaal opgelost, zodat ook de monniken konden slapen en ik ook.

Foto 7: Een rubberplanter bezig op zijn plantage in Maleisië. In Zuidoost Azië gedijt de rubberboom erg goed, hoewel het geen inheemse boom is..

De rubberboom kwam aanvankelijk alleen voor in Brazilië, in de jungle bij Manaus. In het begin van de twintigste eeuw bezorgde de rubber Manaus een enorme welvaart. De Brazilianen realiseerden zich terdege dat ze hun welvaart moesten beschermen en daarom mocht er geen rubberboom, rubberplantje of rubberzaadje uitgevoerd worden. Uiteindelijk werd er natuurlijk toch een plantje door de mazen van de douane gesmokkeld en ergens in Maleisië in de grond gestopt. Einde welvaart van Manaus en begin van een enorme productie van latex, de grondstof voor rubber, in Zuidoost Azië.

Foto 8: Een rubberboom van dichtbij. Elke dag komt de rubberplanter langs om over de helft van de omtrek van de stam een uiterst klein randje af te snijden. Daarna loopt het sap (de latex) uit de boom langs het schuine randje in een bakje dat regelmatig geleegd wordt. Dat aftappen van de schors kan alleen maar over de helft van de stam omdat anders de boom dood zou gaan. Als er op die manier een flink stuk van de schors is afgestript begint men aan de andere kant van de boom. 
Foto 9: De Cameron Highlands, een mooi, erg groen heuvelland in Maleisië.
Foto 10: Een straat in Chinatown in Singapore, een van de weinige, aardige plekken in Singapore.
Foto 11: Een interessante foto. Toen ik in Singapore was (Maart 1984) was men druk bezig delen van Chinatown, waarop neergekeken werd omdat het zo rommelig en oud was, af te breken om er iets ‘moois’ voor in de plaats te bouwen. Hier zien we door een half afgebroken huis heen dat ‘moois’ in de verte: afgrijselijk mooie, moderne wolkenkrabbers. Zo ‘mooi’ moest heel Singapore worden. .
Foto 12: En hier dan een ruime blik op al dat ‘moois’. Weer eens wat anders! Rechts nog een klein beetje van de oude ‘rommel’. Waarschijnlijk is er nu niets meer over van al die oude ‘rommel’ en is alles ‘mooi, net, strak en smetteloos’ geworden. Ik zou het interessant vinden om er na 41 jaar weer eens een kijkje te nemen. Misschien zijn de inzichten ondertussen wel veranderd en is men nu druk bezig al die oude rommel opnieuw neer te zetten, omdat dat oude Chinatown toch achteraf beschouwd wel heel erg pittoresk was. Nieuwe tijden, nieuwe inzichten! 

Drie dagen Singapore waren voor mij meer dan voldoende. Op alle drie die dagen zag ik de zon en kreeg ik regenbuien op mijn nek. Geen klimaat voor mij en, zoals op de foto’s is te zien, al evenmin een architectuur voor mij. Leuk om van Nederland naar Singapore te fietsen, een soort geografisch doel, maar niet leuk om er te verblijven, althans voor mij. Ik was er snel uitgekeken, maar ik ben nu eenmaal geen city-boy. Het enige leuke was de ontmoeting met een aardige Nederlander die mij bij hem thuis uitnodigde en bij wie ik mocht logeren. Op de derde dag was ik blij om deze verzameling betonnen blokkendozen weer achter mij te laten. Ik reed terug naar Maleisië en volgde daar de westkust naar Penang, juist ten zuiden van de Thaise grens. Daar nam ik het vliegtuig naar Medan op Sumatra, vanwaar ik mijn reis door het binnenland van dit grootste eiland van Indonesië naar het zuiden vervolgde.

Foto 13: Een kleurrijk marktje op Sumatra.
Foto 14: Het Toba meer op Sumatra.
Foto 15: Op Sumatra kruiste ik de evenaar en daar moest natuurlijk een plaatje van gemaakt worden voor het plakboek. Met de camera op mijn statiefje en met behulp van de zelfontspanner kon ik er zelf ook bij. ‘Leuk voor over 41 jaar’, dacht ik en dat is nu dus!
Foto 16: Nog een evenaar voor de verzameling. Dit monument stond aan de overkant van de weg, dus die kon ik niet zomaar laten staan. Ter geruststelling: Na het nemen van de foto liet ik hem toch maar wel staan.
Foto 17: De Trans-Sumatra-Highway, juist bedekt met een nette laag asfalt.
Foto 18: Die Trans-Sumatra-Highway was nog niet overal geasfalteerd. Hier nog niet, zoals we zien. Best mogelijk dat daar nu ook zo’n smetteloos fraaie strook asfalt op ligt. Ik houd het echter niet voor onmogelijk dat die nieuwe weg van 1984 er ondertussen weer bij ligt zoals op deze foto, maar het kan natuurlijk ook zijn dat er nu een zesbaans autosnelweg ligt. Dat laatste lijkt me, gezien de razendsnelle ontwikkelingen in de wereld en vooral in Zuidoost Azië het meest waarschijnlijk. Misschien moet ik er maar weer eens een kijkje gaan nemen.
Foto 19: ‘En de boer, hij ploegde voort.’ Maar of hij nu nog steeds zo voort ploegt als toen, is de vraag. Ook in Indonesië zullen ze tegenwoordig wel landbouwmachines hebben. Fijn voor de boeren, maar het wordt wel steeds moeilijker om dit soort schilderachtige tafereeltjes te zien. Ook hiervoor zou het interessant zijn om daar weer eens rond te gaan toeren.
Foto 20: We zijn ondertussen op Java aangekomen, waar ik nog zo’n voortploegplaatje schoot. Die kon je indertijd in Indonesië bij de vleet schieten.
Foto 21: Hier zijn vrouwen bezig met het planten van rijststekjes. Een hoop werk, maar ze hadden er, zo te zien, plezier in. En ik had er plezier in om zulke foto’s (dia’s) te maken.
Foto 22: En daar staan alle rijstplantjes, na een dag zwoegen, netjes op een rij.
Foto 23: En als je die foto op z’n kop zet, krijg je deze artistieke foto, die regelrecht in een foto-expositie opgenomen zou kunnen worden, meedingend naar de hoofdprijs. (In alle bescheidenheid)
Foto 24: Een gamelan-orkest. Het was interessant zo’n concert mee te maken. Wel een soort muziek waar je even aan moet wennen. Na afloop was ik er echter nog niet aan gewend. Ik kocht er een cassettebandje van om er verder aan te wennen, maar erg veel heb ik er later thuis niet naar geluisterd, dus ik ben er nog steeds niet aan gewend. Misschien komt dat over nog eens 41 jaar nog.
Foto 25: Ergens kwam ik een ganzendrijver tegen. Hij dreef 53 ganzen voor zich uit. Of heb ik me verteld? Aan u om te kijken of het er inderdaad precies 53 zijn.
Foto 26: Rijstveldjes in terrasvorm langs de flanken van de bergen. Zo word elke vierkante meter op het dichtbevolkte Java gebruikt. Soms schuift er plotseling, ten gevolge van veel regen, een stuk van zo’n rijstveldje naar beneden. Hier en daar is dat, zo te zien, gebeurd. Voor een boer is het dus niet geheel ongevaarlijk om zijn rijstveldje langs de rand van een grote erosiegeul te bewerken.
Foto 27: De vulkaan Sundoro (3136 m) met op de voorgrond mijn fiets. Of mijn fiets met op de achtergrond de Sundoro. Het is maar hoe je het wilt zien. Dit was op een bergetappe zonder bagage naar het Dieng Plateau op ongeveer 2100 meter hoogte. Ik had mijn spullen achtergelaten in een hotelletje. Dat fietste heerlijk licht, hoewel ik toch nog wel flink moest werken om boven te komen.
Foto 28: Ergens onderweg klom ik op een heuveltje naast de weg om een paar foto’s van de vulkaan te maken. Toen ik weer afdaalde zag ik dat een viertal jongens mijn fiets aan het bewonderen was.

Vooral de toeclip had hun bijzondere belangstelling, een onderdeel dat toen heel normaal was in Europa. Tegenwoordig is zo’n toeclip bij ons weer bijna net zo interessant als hij toen op Java was, want je ziet er in onze tijd nauwelijks meer iemand mee rijden. Zo nu en dan komt er de een of andere exoot langs die zich met zo’n museumstuk op de weg waagt. Ook de verstelpookjes van de derailleurs die aan de schuine stang bevestigd waren, zijn verzamelobjecten geworden. Eigenlijk is de hele fiets één groot verzamelitem.  

Foto 29: Bij Yokjakarta bezocht ik de Borobudur, het grootste Buddhistische monument ter wereld, (samen met Angkor Wat in Cambodja). Fietsen mochten op die plek niet komen. Die moesten buiten de omheining blijven staan. Na een hoop gesoebat van mijn kant en het argument dat ik helemaal uit Nederland was komen fietsen, speciaal om deze foto te maken, mocht ik daar toch even poseren. De bewaker zelf nam de foto, waarna ik de fiets snel weer buiten de omheining moest plaatsen.
Foto 30: Daarna beklom ik het enorme monument, vanwaar ik een mooi uitzicht had over de omgeving. Hier enkele van de 72 kleine stoepa’s die de Borobudur rijk is.

De negen etages hoge Borobudur is gebouwd tussen AD 750 en 850 en heeft een grondvlak van 123 x 123 meter. Het geheel bestaat uit 56.640 kubieke meter steen. In 1840 is het gebouw herontdekt. Men moest toen tonnen vulkaanstof van de Merapi wegscheppen om hem tevoorschijn te halen. Door tropische regenbuien verzakte de Borobudur langzaam. Het was natuurlijk jammer om zo’n wereldwonder langzaam in de modder te zien wegzinken en daarom werd er een reddingsoperatie op touw gezet, een klus die van 1973 tot 1984 duurde. Het gebouw werd steen voor steen afgebroken en alle stenen werden genummerd en gecatalogiseerd. Daarna werd deze reuzenblokkendoos op een stevig fundament weer in de originele staat opgebouwd. In 1985, kort nadat ik het bezocht, waren er aanslagen met bommen, waardoor 9 van de 72 stupa’s werden beschadigd en in 2006 vond er een grote aardbeving plaats, die echter geen noemenswaardige schade toebracht aan de Borobudur. In 2010 barstte de Merapi uit, waardoor er opnieuw een enorme hoop vulkaanstof over de Borobudur werd uitgestort. Schade was er gelukkig niet.

Foto 31: Een ‘afgepelde’ stoepa. In elk van de 72 stoepa’s staat zo’n Buddhabeeld.

Het verhaal gaat dat als je door de opening van zo’n stoepa je arm steekt en de Buddha aanraakt, je een wens kunt doen. Nu lijkt het me dat als je de Buddha niet aanraakt, je ook wel een wens kunt doen, maar of die dan uitkomt is de vraag. En als je de Buddha wél aanraakt, moet je ook nog maar afwachten of hij uitkomt. Ik kan me niet meer herinneren of ik tijdens mijn bezoek op 19 Mei 1984 zo’n Buddha heb aangeraakt en zo ja, of ik toen een wens heb gedaan. Maar ik zou me kunnen voorstellen dat ik daar gewenst heb om van het fietsen en het reizen mijn beroep te maken, wat ik me toen nog niet kon voorstellen, omdat ik nog steeds, tussen mijn eerste paar grote reizen door, aan het solliciteren was naar een geweldige baan in de elektrotechniek. Die baan is er nooit gekomen, maar die wens, zo ik hem daar boven op de Borobudur, met mijn arm door een gat in zo’n stoepa heb gedaan, is uitgekomen, of beter gezegd: ík heb hem uit laten komen.

Foto 32: Tot besluit van deze aflevering een plaatje van de Prambanan, de grote Hindu-tempel, die evenals de Borobudur vlak bij Yokjakarta ligt. Bij die tempel gaan we in het derde deel van dit intermezzo een kijkje nemen. Lang zult u daar niet op hoeven te wachten, want het wordt tijd dat ik er weer eens opuit trek om een nieuwe reis te maken. Tot spoedig dus met het laatste deel van dit Oude-Plaatjes-Intermezzo.