Bij een boer vroeg ik of ik mijn tentje voor één nacht op zijn terrein mocht opzetten. “Hier is geen plaats,” antwoordde hij.

Bericht 12

19 Juli kwam ik met de boot uit Marokko aan in Algeciras, bij Gibraltar. Die dag had ik moeite met het vinden van een plek om mijn tent te plaatsen. Geen campings op de route naar Jimena de la Frontera en al het land links en rechts van de weg afgezet met prikkeldraad en hekken met dikke kettingen en hangsloten. Dat was vroeger veel plezieriger. Toen kon je overal de struiken in duiken en niemand zei daar wat van.

Bij een boer vroeg ik of ik mijn tentje voor één nacht op zijn terrein mocht opzetten.

“Hier is geen plaats,” antwoordde hij.

“Volgens mij kan hier het hele Spaanse leger bivakkeren,” antwoordde ik.

“Nee, hier gaat het echt niet, maar een kilometer verderop, bij de buurman, is een prima plek. Daar kunt u prachtig kamperen.”

Een kilometer verderop probeerde ik het bij boer nummer 2.

“Nee, helaas hier kunt u niet kamperen, hier lopen koeien rond.”

“”Ik zie er niet één.”

“Die komen straks, maar een kilometer terug, bij de buurman, kan het vast wel.”

En zo ging het steeds. Een afpoeiervariant was: “Ik ben niet de eigenaar van het land.”

“Kunt u die dan niet even bellen?

“Nee, ik heb toevallig niet zijn telefoonnummer bij me.”

Ik kan me voorstellen dat kamperen bij een boerderij soms even erg ongelegen komt voor de boer, maar 8 keer achter elkaar misgeschoten is toch wel een erg slechte score!

Uiteindelijk kwam ik tegen het vallen van de duisternis aan in Los Angeles (niet die van 10 miljoen inwoners in de VS, maar die van een paar honderd in de provincie Cádiz) en daar vond ik een appartement voor 30 euro: keuken met alle comfort, slaapkamer met een bed zo groot als dat uit een sprookje, zitkamer met grote platte televisie met 1100 kanalen en een badkamer met toilet douche ligbad en bubbeltjesband. (Wat doe je met zoiets?) En alles met airco, dus als ik wilde kon ik naar hartelust kou lijden die nacht. Alsof ik met mijn tentje hoog in de Andes stond.

Ik vroeg of de man iets simpelers had voor een simpel mens en tegen een simpelere prijs, maar dat had hij niet. Alles of niets!

En dus had ik een super luxe overnachting.

De volgende dag vond ik gelukkig ergens een poortje in de draadafzetting dat open kon en zo vond ik mijn super deluxe simpele plek voor de tent onder de kurkeiken.

IMG-20180809-WA0003
Mijn super deluxe simpele plek voor de tent onder de kurkeiken.
IMG-20180809-WA0005 1
De kurkeik
IMG-20180810-WA0001
Door een mooi Andalusisch landschap reed ik naar Ubrique.
IMG-20180810-WA0002
Pueblos blancos (witte dorpen)

Door een mooi Andalusisch landschap reed ik naar Ubrique, een van de pueblos blancos (witte dorpen) dat schilderachtig is gelegen tussen de bergen. Ik had deze keer geen zin om door Sevilla te gaan en daarom zette ik koers naar Villa Martin en Las Cabezas de San Juan bij de Delta van de Guadalquivir. Onderweg zag ik eindeloze velden van zonnenbloemen.

IMG-20180810-WA0003

 

Die bloemen hebben de reputatie altijd naar de zon te kijken, vandaar de naam. Dat bracht mij op het volgende raadseltje: Waarom kunnen zonnenbloemen niet groeien ten noorden van de poolcirkel?

Welnu, op 21 juni gaat daar de zon niet onder en als daar eens geen wolken zijn, wat vast wel een paar dagen in het jaar voorkomt, blijft de bloem dus meedraaien met de zon waardoor de steel getordeerd wordt tot deze afbreekt.  Een flauw mopje, maar ik ben toch wel een beetje trots op deze vondst.

Ik heb echter regelmatig geconstateerd dat zonnenbloemen zich meer van de wind af keren dan dat ze naar de zon kijken. Je zou ze dus beter anti-wind bloemen kunnen noemen dan zonnenbloemen. En daarmee ligt mijn mooie raadseltje helaas overboord.

IMG-20180810-WA0004

Ook zag ik op die route een gigantisch groot, totaal niets zeggend bord, waarop alleen stond vermeld: Wegennet van Andalusië. En daar zijn er veel meer van in Andalusië. Op zich is dat natuurlijk al bermvervuiling, maar het zou me niet hinderen als er bij snelwegen bordjes waren neergezet die de alternatieve route voor de fiets aangeven. Zulke bordjes heb ik echter in Spanje nog niet gezien en datzelfde geldt voor Frankrijk en Portugal. ‘Fietser, zoek het zelf maar uit, zolang je je maar niet op het heilig asfalt van de autosnelweg waagt!’

Uit dat onnozele bord van ongeveer 4 bij 5 meter , dus 20 vierkante meter oftewel 2000 vierkante decimeter zouden 1000 fietsbordjes van 2 vierkante decimeter gezaagd kunnen worden, zodat de vreemdeling op de fiets niet meer hoeft te zoeken en de weg te vragen, wat bij die wegen waar iedereen met een grote machine voorbij raast, een vrijwel onmogelijke opgave is. Maar de auto is de afgod en de fiets is hier over het algemeen, een enkele wielrenner daargelaten,  kinderspeelgoed.

IMG-20180810-WA0005

IMG-20180810-WA0006

Bij Corio del Rio stak ik met een pontje de Guadalquivir over, waarna ik via aardige Andalusische plaatsjes , naar de Portugese grens bij Rosal de la Frontera reed. De romantiek van het passeren van een grens, die je in bijvoorbeeld Afrika en de voormalige Sovjet republieken nog naar hartelust kunt ervaren, behoort hier tot het verleden. De grenskantoortjes verkeerden in verval en gras en struiken groeiden uit de vensters. . Ik houd over het algemeen erg van romantiek, maar die bij grensovergangen en in consulaten om visa te verkrijgen kan me gestolen worden. Toch stopte ik op de grens, maar alleen om een paar foto’s voor mijn blog te maken, zodat mijn trouwe volgers  een indruk hebben hoe het er op die grens uitziet.

IMG-20180810-WA0007

IMG-20180810-WA0007

IMG-20180810-WA0008

IMG-20180810-WA0009

En daar begon ik aan mijn derde land op deze reis: Portugal. Ik ben juist op tijd aangekomen op de grens, want de batterij van mijn platte Chinees is leeg. Hoe graag ik ook verder zou gaan met mijn relaas in woord en beeld, het gaat niet meer. Eerst mijn apparaat aan het infuus. Een volgende keer het vervolg van mijn reis. Tot dan.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.