PICKNICK IN DE ROCKY MOUNTAINS.

Bericht 9.

Vanuit Puget-Theniers, tot waar ik de vorige keer, na de afdaling van de Col de St. Raphael, was gekomen, maakte ik twee fietstochtjes, waarbij ik mijn tent en bagage op de plaatselijke camping liet staan. Het doel van het eerste tochtje was de Gorges du Cians. Daarvoor moest ik 8 km in oostelijke richting langs de Var rijden en vervolgens linksaf slaan op de D28. Die weg ging klimmen langs het riviertje de Cians. Eerst kwam ik door de Gorges Inferieurs du Cians, oftewel de beneden kloof van de Cians.

Foto 1: Rotswand van de Gorges Inferieures du Cians.

Hogerop bereikte ik de Gorges Superieures du Cians, dus de bovenkloof van de Cians. Opvallend was dat de rotsen hier, in tegenstelling tot die van de Gorges Inferieures, rood waren. Ik vermoedde dat er ijzeroxide in het gesteente zat omdat dat meestal rood is, maar het zou ook aan duizend en één andere stofjes kunnen liggen.

Foto 2: Gorges Superieures du Cians.

Nog verderop kwam ik bij de clues, de smalle doorgangen, waar het vroeger een gewurm was als er een grote auto of caravan door moest. Nu liggen er, parallel aan de clues, tunnels, waar het snelle verkeer comfortabel doorheen suist, zonder dat de inzittenden lastig worden gevallen met al die bochten, kloven en afgronden. Er kan nu dus ‘lekker vlot doorgetuft’ worden. De fietser kan eveneens voor de tunnels kiezen, maar kan ook de oude weg door de clues te nemen, waarbij hij zich bij sommige daarvan langs een slagboom moet wringen. Die slagbomen zijn er om de auto’s tegen te houden, maar bij sommige was het niet duidelijk of die niet ook bedoeld waren voor fietsers. Maar of die slagbomen wel of niet bedoeld waren voor fietsers, maakte mij niet uit. Ik nam de route door die clues omdat het daar in deze Gorges nu juist om ging.  

Foto 3: Een van de clues in de Gorges du Cians.
Foto 4: Nog zo’n clue.
Foto 5: Twee tunneltjes in een clue.
Foto 6: Soms breekt er wel eens een stuk rots van de wand af. Dat kan een geweldige dreun geven, vooral als je er vlak naast fietst. Gelukkig was deze al eerder afgebroken. Als je fiets onder zo’n brok steen terecht komt, heb je heel wat werk om hem er weer onder vandaan te krijgen. Misschien waren die slagbomen er voor bedoeld om dit soort trammelant te voorkomen en fietsers te ontmoedigen door de clues te gaan. Ik liet me echter niet ontmoedigen, wat mij deze aardige plaatjes opleverde.
Foto 7: Vijf kilometer voor het plaatsje Beuil, op 1200 meter hoogte, had ik het spectaculaire deel van de kloven en de clues gehad. Ik keerde om en liet me gemakkelijk omlaag suizen, terug naar de camping van Puget-Theniers.

De volgende dag waren de Gorges de Daluis aan de beurt om verkend te worden, hoewel ik ze in 1973 reeds verkend had en nadien ook nog wel enkele keren.  Maar eerst kwam ik langs het aardige plaatsje Entrevaux.

Foto 8: Entrevaux met de toegangsbrug over de Var.
Foto 9: De toegangspoort van Entrevaux.

Zes kilometer ten westen van Entrevaux sloeg ik rechtsaf op de D902, die na de onzinnige omnummering van de wegen in Frankrijk, D2202 heet. Er zijn met die omnummering tonnen en kubieke meters nieuwe bordjes langs duizenden kilometers Franse wegen geplaatst, maar nu hebben ze ook wat! Makkelijk voor de administratie en daar moet je toch ook wat voor over hebben.

Na een kilometer of 12 kwam ik langs de dame met het haarknotje.

Foto 10: Tete de femme in de Gorges de Daluis. 
Foto 11: Smalle doorgang in de Gorges de Daluis. Ook hier weer rode rotsen.
Foto 12: Op diverse plekken bevinden zich eenrichtingverkeer tunnels.
Foto 13: De weg door de Gorges de Daluis met in de verte de Pont des Maries.
Foto 14: Twee tunnels in serie geschakeld voor het omlaag komende verkeer, met parallel daaraan de baan voor het omhoog gaande verkeer.
Foto 15: Bij de Pont des Maries, het hoogste punt van de route door de Gorge, kon ik een steil metalen trapje op naar een uitzichtpunt. Hier een blik omlaag op de brug.
Foto 16: Uitzicht op de weg waarover ik gekomen was.
Foto 17: Op de terugweg zagen de in serie geschakelde tunnels er toch weer anders uit dan op de heenweg. Dat is het aardige van dezelfde weg terug fietsen.
Foto 18: Nogmaals Entrevaux, ook weer anders belicht dan op de heenweg. Hoog er boven het kasteel van Entrevaux.

De volgende dag fietste ik stroomafwaarts langs de Var tot de Pont de Mescla en vandaar omhoog langs de Tinee naar St. Sauveur, waarna ik tot besluit van die etappe nog een stevige klim van 600 hoogtemeters kreeg naar het dorpje Roure op 1100 meter boven zeeniveau. Daar zocht ik Paul op, een goede vriend bij wie ik een jaar geleden ook logeerde. Met hem maakte ik de volgende dagen een paar mooie bergwandelingen. Op een daarvan ondernamen we een soort archeologische expeditie naar een nogal verscholen staande menhir. Paul, die de omgeving op zijn duimpje kent, bracht mij er feilloos heen. Het is zo’n steen, waarmee Obelix in elk Asterix-verhaal loopt rond te sjouwen, als was het een rugzakje met een boterham, een appel en een reep chocolade er in.

Foto 19: Na een flinke wandeling door de rimboe het doel bereikt: de rechtopstaande monoliet, een ware menhir.  Om een indruk te geven van de afmetingen ben ik er naast gaan staan. Daarbij heb ik een poging gedaan om een uiterst sportieve indruk te maken, iets wat mijns inziens wonderwel is gelukt. Dit plaatje kan mijns inziens direct gebruikt worden voor de een of andere reclame, bijvoorbeeld voor rugzakken. Jammer alleen dat de rugzak op mijn rug hangt en zich dus buiten beeld bevindt. Maar rugzakken zijn er nu eenmaal voor gemaakt om op ruggen te hangen, anders zou het een vrij onnozel reclameplaatje zijn.
Foto 20: Het kerkje van Roure waar we op de terugweg langs kwamen. Op de achtergrond de Vallée du Tinée.

De dag na deze ‘archeologische expeditie’ vergezelde Jean Marie, een vriend van Paul uit het dorp, ons naar de ‘Canadese Rocky Mountains’. Zo noemt Paul het bergmassief dat we bereikten na een wandeling vanuit St. Dalmas le Selvage door het dal van de Jalorgues.

Foto 21: Met Jean Marie en Paul op weg naar de ‘Rocky Mountains’.
Foto 22: De ‘Rocky Mountains’ van dichterbij en lokaal beter bekend onder de naam Cote de l’Ane.
Foto 23: Picknick in de Rockies. Links Jean Marie. Rechts Paul. Achter de camera ik en dus buiten beeld.
Foto 24: Nog een stuk hoger in de Franse Rockies.

Terug in St. Dalmas stelde Paul voor om tot besluit van deze welbestede dag ergens koffie te gaan drinken. Paul kreeg een miserabel klein kopje koffie, min of meer een vingerhoed, maar Jean Marie en ik namen elk een bak chocolademelk van redelijke afmeting, met als gevolg dat Jean Marie de eerste uren geen hap meer door zijn keel kon krijgen. Dat gooide ons plan om op de terugweg naar huis bij een restaurant aan te gaan voor een pizza, in de war.

“Die chocolademelk heeft mijn maag geheel gevuld,” was zijn commentaar. “Daar kan de eerste uren geen puntje pizza meer bij.”

Ja, Franse fijnproevers zijn kritisch.

Van Roure fietste ik in een dag naar Nice, een makkelijke etappe omdat het alleen maar dalen was, van 1100 meter naar zee.

Foto 25: Omlaag van Roure via St. Sauveur naar Nice. Hier nog een kloof als toegift, in de buurt van de Pont de Mescla.
Foto 26: De Middellandse Zee bij Nice met het strand waar veel vakantiegangers hun kostbare tijd vullen met bruinbakken en pootjebaden.
Foto 27: En als laatste plaatje de jachthaven van Nice. 

De dag na mijn aankomst in Nice vloog ik terug naar Nederland en aangezien ik daar nu ook (nog) ben heb ik mijn achterstand ingelopen. Ik ben dus weer ‘bij’ en u ook!

Mijn zomerreis is ten einde, maar er komt natuurlijk een vervolg op dit bijna-eindeloze vervolgverhaal. Waar en wanneer zich dat vervolg gaat afspelen houd ik nog even geheim, maar hou deze website in de gaten. Voor je het weet zitten we weer op de fiets, ergens in de wereld.

Frank